U krijgt post: een brief op duur papier met een gouden randje. Een uitnodiging van de koningin! U duikt in bad met uw duurste badschuim, trekt uw mooiste kleren aan en gaat naar Amsterdam. Eenmaal in de koninklijke huiskamer slaan de zenuwen toe. U morst slagroom op het goeie pak van Willem Alexander, noemt Beatrix Maxima en omgekeerd, en stoot een vaas om die nog van Emma was. Als U weggaat, hoort U Willem Alexander nog zeggen: “die moesten we maar niet meer uitnodigen, moeder!”
Zo kan het gaan als U ergens een opgraving bezoekt. U ziet een zandvlakte met hier en daar een meetlint en wat vage krassen. U denkt: “Die vlek daar in de verte, die lijkt interessant”. U loopt er op af en begrijpt niet waarom alle archeologen opeens gaan schreeuwen en met geslepen troffels op U af komen. Welnu, dat doen ze omdat U intussen al één afvalkuil, twee paalsporen en drie glazen bekers hebt vertrapt. Bovendien heeft uw dochtertje opeens vier tentharingen in haar hand, ergens vandaan. Wat ging er mis?
Vaak blijft van bouwsels van vroeger bitter weinig over. Alleen verkleurin-
gen in de grond, die aangeven waar palen stonden en waar muurtjes. Die verkleuringen kunnen zo vaag zijn dat alleen ervaren archeologen ze zien. Er tussenin liggen wat scherfjes en botjes en een enkel groter ding. Verkleuringen kun je niet meenemen, alleen maar tekenen. Scherfjes zeggen weinig als je niet precies weet waar ze lagen. Archeologen schaven dus alles schoon met hun scheppen, en beginnen dan zorgvuldig te meten en te tekenen. Om te meten heb je vaste meetpunten nodig: de tentharingen die uw dochtertje heeft uitgetrokken. Om te kunnen tekenen moet alles goed zichtbaar zijn: de paalsporen en kuilen die U heeft uitgewist. Kwetsbare zaken worden even afgedekt tot ze veilig opgepakt kunnen worden: de glazen bekers die U aan scherven heeft getrapt. En U bedoelde het toch zo goed….
Hoe moet het dan?
Kom vooral kijken, dat allereerst. Zodra de vorst uit de grond is kan er her en der worden gegraven. Wie dan de krant goed bijhoudt kan er meteen bij zijn. Archeologen zijn blij met belangstelling. Zo krijgen ze tenminste de waardering die ze op hun bankrekening missen. Vraagt u maar raak! Maar wie de put in wil lopen om iets van dichtbij te zien moet net doen of die put een moeras is. Één verkeerde stap en het is mis. Vraag daarom waar U mag lopen en waar niet, en wees niet boos als U eens niet de put in mag. Ook archeologen bedoelen het goed, al hebben ze puntige troffels. Vanzelfsprekend raapt U niets in de put op en doet U uw kinde- ren handboeien om. Anders hoort U misschien achter uw rug, als U weggaat: “Die moesten we maar niet meer uitnodigen, lui!”.
U bent dus op bezoek geweest bij een opgraving en nu bent U weg van oude dingen. In gedachten verzonken gaat U in de tuin werken, want al dat gegraaf werkt inspirerend. Klong! Een deuk in uw goeie schep. Een kiezel? Of…..