De hunebedden zijn gebouwd door reuzen. Iedereen kan zien dat die stenen te zwaar zijn voor gewone mensen. Net als de toren van de Zutphense Walburgkerk, trouwens. Die is zo hoog, daar kon geen mens ooit bij om de bovenste stenen te metselen. Reuzen waren het. Buiten- aardse reuzen ook nog, van buiten ons zonnestelsel. Want wat hadden mensen aan die hoge kerktorens? Die hebben alleen nut als bakens voor vliegende voorwerpen. Ja toch? U kunt toch niet bewijzen dat het niet zo is.
Ik hoef U niet te vertellen, beste lezer, dat dit klinkklare onzin is. Maar ook onzin kunnen schrijven kan nuttig zijn. Er zijn mensen die er goed in zijn, en er veel geld mee verdienen. Daarvan was vroeger ene meneer Von D. de bekendste, maar lang niet de enige. Ik ga geen titels noemen, een middagje speuren in de bibliotheek levert genoeg op. Veel van deze boeken hebben twee dingen gemeen. Of eigenlijk drie. Het derde ding is dat ze er vaak flitsend uitzien, veel leuker dan de meeste vakboeken over archeologie, en dat ze lekker vlot lezen. Daar kunnen we wat van leren, eerlijk is eerlijk. De boeken hebben ook gemeen dat ze beweren dat iets (een bouwwerk, een techniek) veel te moeilijk was voor de arme inboorlingen bij wie ze zijn aangetroffen. Daar moeten ze hulp van buitenaf bij hebben gehad, staat er dan. Alsof datgene wat te moeilijk is voor de schrijver van dat boek dus ook te moeilijk was voor de oude Lochemer of Zutphenaar. Alsof mensen van vroeger en van ver weg dommer waren dan wij.
Het andere ding wat de boeken gemeen hebben is dat ze bij twee mogelijke antwoorden op een vraag kiezen voor wat het minst voor de hand ligt. Aanwijzingen of bewijzen van het tegendeel noemen ze daarbij niet. Wat dat verkoopt niet. UFO’s, goden en astronauten, atlantis, dat levert pas een goede boterham op, met dik roomboter. Een echte archeoloog doet het met margarine. Maar dat is niet de reden dat archeologen niet houden van dit soort boeken. Jaloers zijn we niet. Ook de verklaringen die in die boeken staan deren ons niet. Ieder is vrij zelf dingen te onderzoeken, en archeologen hebben de waarheid niet in pacht.
Wat ons wel stoort zijn de halve waarheden en hele fouten, het verdraai- en, het weglaten van gegevens. Ook het zwart maken van archeologen en van andere wetenschappers zit ons dwars. Maar bovenal, beste lezer, kunnen we niet velen dat de schrijvers van deze boeken, door steeds omhoog te staren naar de vermeende ufo’s, alle spannende, vreemde, gekke, mooie dingen voor hun voeten niet zien. Mensen zijn rare wezens, altijd al geweest, en ze zitten ingewikkeld in elkaar. Veel ingewikkelder dan Von D. en de zijnen dachten en denken. Die maken Achterhoekers van vroeger tot simpele, saaie, domme wezens die een vliegende schotel van de maan nodig hebben om beschaafd te worden. Net zoals wij vroe- ger zeiden dat de mensen in Afrika ons nodig hadden om beschaafd te worden. Dat zijn enge ideeën.
Maar ik dwaal af. Ook een archeoloog heeft haar stokpaardjes, en dit is de mijne. Ik zal van mijn paard afkomen.
Wij archeologen houden niet van Von D. en de zijnen, dat is duidelijk. We gaan er altijd van preken, en dat heb ik eerder al gedaan. Tijd voor leukere dingen. Botjes! Schedels, knoken, vingerkootjes. Je kunt er soep van koken, maar nog veel meer ook. Wat doen archeologen met botten?