19. Spiegeltje, spiegeltje aan de wand….

Soms ziet u ze wel eens in een videowinkel, video’s over de prehistorie. “Quest for Fire” was een oudje, maar er zijn er meer. Aapmensen met kromme benen, lange haren overal, lompe knotsen en een berenvel op strategische plaatsen. Praten is er niet bij, er wordt gegromd en gesnauwd. De held en heldin zijn iets minder harig en ze grommen wat welluidender, verder zijn ze hetzelfde. Dat blijft zo, tot en met de Batavieren die met hun berenvellen en knotsen de Rijn komen afzakken. Daarna komt er opeens een straal licht van boven (de UFO’s), en veranderen we in beschaafde dames en heren in driedelig grijs en mantelpak.

Hoe zagen over-opa en over-oma eruit? Op die vraag zijn twee antwoorden mogelijk, een korte en een lange. Het korte luidt: kijkt u in de spiegel. Nee, dat is geen belediging. Natuurlijk ziet u er beschaafd en verzorgd uit. Ik hoef u niet eens te zien om te weten dat U geen primitieve bruut bent. Het is juist omgekeerd: ook mensen van vroeger waren geen primitieve bruten. Hadden ze jurken en pakken aangehad, en een bezoek gebracht aan de kapper, dan hadden ze zo bij u in de salon kunnen zitten.

Aan het skelet van mensen kunnen specialisten zien hoe die mensen eruit zagen toen ze nog leefden. Ze kunnen zien hoe hun gezichten eruit zagen en de rest van hun lichaam en hoe ze zich bewogen. Aan de binnenkant van een schedel kunnen andere specialisten bovendien zien hoeveel hersenen een mens had en wat voor vorm die hadden. Op die manier weten we dat er de laatste 40.000 jaar of zo geen veranderingen meer zijn geweest in hoe mensen er uit zien. Dat wil zeggen, geen veran- deringen die u of mij zouden opvallen. Van binnen en van buiten zijn we gelijk gebleven. Kijk naar Oetzi de IJsman, waar ik een paar weken geleden over schreef. Van hem is exact bekend hoe hij er uit zag – en het had uw buurman kunnen zijn. Kijk naar het meisje van Yde, waarvan een moderne dubbelgangster werd gevonden.
Dat wil niet zeggen dat mensen in de Steentijd ook in een C&A-tje en een permanent rondliepen. Wat een mens allemaal met zijn haar (hoofd, baard en overig) en zijn kleren kan doen is oneindig. Dan hebben we het nog niet eens over tatoeëren en dergelijke zaken. Kleding uit de prehistorie is gevonden: keurige blouses en rokken van vierduizend jaar oud, leer, fijner dan zeemleer, van vijfduizend jaar terug. Chanelpakjes waren het niet maar je kon ermee voor de dag komen.
Bij primitief denken we ook aan de binnenkant. Aan wat je met je verstand kunt doen en of je goed kunt praten. Ook in dat opzicht waren mensen van vroeger niet anders dan wij. Ik weet niet hoe een Lochemse van 10.000 jaar geleden aan haar buurvrouw vroeg of ze dat recept voor berenpoot kon krijgen, maar dát ze het kon vragen is zeker. Een Eefdenaar uit de hunebeddentijd kon de boeken van Einstein niet begrijpen, maar dat kunnen u en ik ook niet.
Alle mensen die nu leven behoren tot één en dezelfde soort. Die soort heet, in biologentaal: homo sapiens sapiens. Dat betekent “de wijze, wijze mens”. Dat zegt veel over de hoge dunk die biologen van zichzelf hebben. De verschillen die je ziet tussen mensen in huidskleur, haarvorm of gezicht, zijn oppervlakkig en bovendien niet scherp afgebakend. De overeenkomsten zijn veel groter.

Eén ding wat alle mensen gemeen hebben: ze niesen. Sommigen hebben daar veel last van, vooral als alles om hen heen in bloei staat. Ze hebben last van hooikoorts. Over bijenvoer, hooikoorts en archeologen gaat het volgende stuk.

 

©Copyright Gerre van der Kleij.